Het geheim van de tovenaar

Meer dan een eeuw geleden woonde er in de vallei een tovenaar die al heel oud was. De grijsaard sprak tot de verbeelding, want haast niemand wist iets over hem. Behalve dat de hij in een naargeestig, lemen huis woonde, op een plek die over het dorp uitkeek. Maar in tegenstelling tot wat men zou vermoeden, leefde de tovenaar niet in helemaal alleen. Want ondanks zijn angstaanjagende, bleke gezicht, zijn lange, grijze baard die tot aan zijn knieën reikte, en zijn holle ogen, had hij een dienstmeisje. Er woonde ook een jongen uit Anlier bij hem, die zo'n beetje zijn manusje-van-alles was.


 


 

Deze jongen - niemand wist hoe oud hij precies was - had al een paar keer opgemerkt dat de oude tovenaar regelmatig op mysterieuze wijze verdween, zonder vooraf iets te zeggen of sporen na te laten.
 
En telkens dat gebeurde ging onze jonge vriend, nieuwsgierig als hij was, in het persoonlijke kamertje van de tovenaar rondneuzen.

Te midden van oude, in leer gebonden boeken met toverformules, waarop duivelse en onleesbare tekens stonden, tussen een afgrijselijk mensengeraamte en een monsterlijke, lompe krokodil, die er hongerig en boosaardig uitzag, hing altijd een lederen riem. Maar, had hij gemerkt, elke keer als de tovenaar verdween, was de riem ook weg. "Hoe kan het" zei de jongeling bij zichzelf, "dat wanneer mijn meester thuis is, de riem er ook is, en wanneer hij weg is, de riem verdwenen is! Wat heeft dat te betekenen?"

De ongelukkige jongen zou niet lang moeten wachten om een antwoord op zijn vraag te krijgen. Hij vond het zonder dat hij het zelf had gewild, en helemaal in zijn eentje. Tijdens een heldere nacht in maart was de tovenaar vertrokken om in het woud kruiden en andere ingrediënten te gaan zoeken die hij nodig had om één of andere zalf te maken. Hij had zijn riem niet meegenomen. Onze vriend ging het geheimzinnige kamertje binnen. Daar nam hij de bewuste lederen riem heel behoedzaam vast, bekeek hem aandachtig en zei met luide stem: "Maar met deze riem is er toch niets bijzonders aan de hand! Hij doet alleen maar wat hij moet doen!" En alsof hij deze bewering wilde bevestigen, bond de jongeman het bewuste voorwerp rond zijn middel. Zodra hij hem vastgegespt had, steeg er een onheilspellend gejank op. Hij viel op de grond, op handen en voeten. Zijn lichaam was bedekt met haren, zijn neus werd lang en het kwijl liep uit zijn mond. Hij was veranderd in een weerwolf!

Dat was dus het geheim van de riem! Gek van pijn en totaal ontredderd sprong onze vriend, die was veranderd in dat vreselijke beest dat we allemaal kennen, naar het venster, en rende naar de kerk van Anlier. De doodsbange mensen stoven alle kanten op en schreeuwden hun stem schor. Enkele moedige houthakkers namen onmiddellijk hun bijl en zetten de achtervolging in. Al gauw hadden ze de weerwolf ingehaald. Eén van hen gaf de wolf een houw met zijn bijl. Het gehuil van het dier vulde de duisternis. Maar zodra een druppel bloed in de aarde was gedrongen, veranderde het beest opnieuw in een mens. De houthakkers, die geschrokken toekeken hoe hun dorpsgenoot plotseling verscheen, renden naar alle kanten, en schreeuwden dat er hekserij in het spel was.

En de oude tovenaar? Hij nam zijn geheim op mysterieuze wijze mee in zijn graf. De volgende ochtend werd zijn levenloze lichaam gevonden in een modderig beekje in het duistere woud van Anlier, de beek van Arlune.